Vandaag horen we het bekende verhaal van de wonderbaarlijke visvangst. De vissers hebben de hele nachts gevist en niets gevangen. Op het woord van Jezus gooien ze de netten nog eens uit. Ze doen dat op een tijdstip waarop normaliter niets wordt gevangen. Petrus zegt dat ook: vissen die je aan het einde van de nacht, niet aan het begin van de ochtend. De kans dat je dan nog vissen vangt is uiterst klein. Maar toch doet Petrus wat Jezus vraagt. En warempel: de vangst is overvloedig! Een wonder! Petrus schrikt er zo van, dat hij op zijn knieën valt voor Jezus en spontaan tot een soort van biechtgesprek komt: Heer, ik ben een zondig mens!
Jezus ziet de verwondering in de ogen van Petrus en zegt: wees niet bang. In de nabijheid van Jezus hoef je niet bang te zijn. Toch zijn we dat vaak wel. Hij die in alles heilig is, vormt een groot contrast met jezelf en je zondigheid. Als je dicht bij de lichtbron staat, zijn de schaduwranden scherp. Daartoe belijdt Petrus zijn zondigheid. Meteen na zijn schuldbelijdenis krijgt Petrus een nieuwe taak toebedeeld: vanaf nu zul je mensen vangen. Dit ‘mensen vangen’ wordt vaak verkeerd begrepen en negatief uitgelegd, alsof ons enige doel is ‘zieltjes te winnen’. Velen die niet weten wat we in de kerk doen, verengen onze activiteiten tot dit soort simpele voorstellingen.
Het is interessanter om in te zoomen op het woord ‘vangen’. In de Griekse grondtekst staat hier een werkwoord dat uniek is in de gehele grondtekst van het Nieuwe Testament. Dat werkwoord betekent letterlijk ‘levend gevangennemen’. Dat is wat anders dan de vissers doen. Natuurlijk, ze vangen de vissen levend, maar ze eindigen dood in de schappen. Vissers zijn de jagers van de zee, ze doden hun prooi. Zo bedoelt Jezus het dus niet! Levend vangen wil zeggen: redden uit gevaar. Mensen vissen wil zeggen dat je mensen vangt om ze te laten leven. Om het leven is het Jezus te doen. De glorie van God is immers de levende mens! De vissers ontvangen een geheel nieuwe roeping. De netten, hun belangrijkste werkinstrument, hebben zij niet meer nodig. Zij werken nu met Gods woord en zijn goede boodschap.
Dit verhaal gaat niet over het viswonder, maar om de roeping die de eerste apostelen ontvangen. Het wonder dat Jezus verricht is daar de aanleiding toe. Als het om roeping gaat zijn wij allen geroepen, niemand uitgezonderd. Roeping is iets dat we enerzijds enorm verengen, tot iets wat alleen op priesters en diakens van toepassing is. Anderzijds rekken we het uit tot alle facetten van het leven, tot de kleinste details toe. We zijn geneigd op alles wat we doen het etiket ‘roeping’ te plakken. “Daartoe heeft God mij geroepen”, wordt dan gezegd. Zo span je God voor al je karretjes. Roeping is veel fundamenteler. De roeping die ieder mens ontvangt is de roeping om Jezus na te volgen. Dáár begint het: om zijn leerling te zijn, om door Hem gevangen te worden uit de beklemmende en heilloze greep van de zonde. Het verhaal van de vissers maakt ons duidelijk waar God zijn mensen roept. Die roept Hij niet onder de heiligen en de vromen, maar onder de tollenaars en de zondaars. En als het gaat om tollenaars en zondaars, mag ieder van ons zich aangesproken voelen!
Petrus belijdt zijn zondigheid nadat hij inziet wie Jezus werkelijk is: ‘Heer, ik ben een zondaar, ik ben het niet waardig’. We zijn, net als Petrus, allemaal zondaars en we zijn, net als Petrus, het niet waardig. Precies daarom worden we geroepen! Jezus maakt van zondaars dienaars. De schuldbelijdenis van Petrus is daarvoor essentieel. Petrus heeft Jezus al eerder wonderen zien verrichten. Kort voor het verhaal van de visvangst heeft Jezus in het huis van Petrus diens schoonmoeder genezen. En voor Petrus het wist stond een grote menigte van zieken en bezetenen bij hem op de stoep die Jezus allemaal genezen heeft (Luc. 4). Petrus heeft dat allemaal gezien en meegemaakt, maar het maakte hem nog niet tot leerling en apostel. Pas na zijn schuldbelijdenis werd hij visser van mensen. Daarom is de schuldbelijdenis aan het begin van elke viering zo belangrijk en is het niet iets om even af te raffelen. Neem die schuldbelijdenis serieus, telkens weer. Je plaatst je namelijk in de positie van Petrus, die voor Jezus op zijn knieën valt. Het zet je in de juiste rompstand om leerling van Jezus te zijn en om, net als Petrus, mensen te kunnen vangen.
Tijdens mijn sabbatverlof heb ik enkele diensten bezocht van evangelische gemeenten. Het is bijzonder om dat eens mee te maken. De (live) muziek is swingend en opzwepend en er wordt uit volle borst meegezongen en vaak ook meegedanst. De verkondiging is enthousiast en net zo opzwepend als de muziek. Het heeft, in mijn ogen, een hoog entertainment-gehalte. Wat ik echter mis in de diensten die ik bezocht, is een moment van inkeer en schuldbesef. De diensten zitten vol Gloria, maar zonder Kyrie. Toch zag ik volle zalen bij deze gemeenten. Hun netten zitten vol vis, om het zo te zeggen. Maar zal het beklijven? Scheurt het net niet aan de andere kant, zodat de vissen weer terug in zee belanden? In dat geval is het wonder maar van korte duur en is alle moeite voor niets geweest. Alles hangt af van de schuldbelijdenis. Om, net als Petrus, leerling van Jezus te kunnen zijn en door Hem gezonden te worden, is die schuldbelijdenis nodig. Zonder besef van zonde en zonder schuldbelijdenis blijft je ego zijn of haar centrale plek in je leven opeisen, de plek die Jezus toekomt. Als je je niet door Jezus laat opvissen, kun je zelf ook geen visser van mensen worden. Daar ligt voor ons een les. Door Christus, onze Heer. Amen.
Diaken Franck Baggen