Het evangelie over de genezing van de blinde Bartimeüs is een prachtig verhaal. We mogen onszelf erin herkennen. Het bevat vele verwijzingen naar ons gelovige leven. Het verhaal speelt zich af in Jericho. Deze stad wordt niet zomaar genoemd. Jericho staat symbool voor verzet en weerstand. Denk aan de inname van het Beloofde Land. Nadat het Volk droogvoets de Jordaan was doorgestoken, moesten ze Jericho zien te overwinnen. Dat lukte pas toen het Volk zevenmaal om de stad liep met de Ark van het Verbond (Joz. 6). Als gevolg daarvan stortten de stadsmuren in. Jericho staat symbool voor het verzet dat geloof oproept, zowel van binnenuit als van buitenaf. Dit verzet leidt uiteindelijk tot blindheid, tot het onvermogen om diepere betekenissen te kunnen zien. Velen hebben hun geestelijke muren hoog opgetrokken. Hoe velen zijn niet in staat over de muren van hun ego te kijken? Zij komen niet verder dan navelstaren.
Bartimeüs smeekt Jezus om hulp: “Jezus, zoon van David, heb medelijden met mij!”. We herhalen zijn woorden aan het begin van elke viering: Heer, ontferm U! Kyrie eleison! We zingen het zo mooi, dat het smeekkarakter ervan enigszins verloren gaat. Immers, ieder van ons is een Bartimeüs. Durf je te erkennen dat je blind bent en Gods hulp nodig hebt? Of zijn de muren van je ego te hoog? Bartimeüs smeekt omdat hij weet dat niemand hem kan helpen, behalve God. Je gaat smeken als je klem zit, als je geen kant meer op kunt. Wanneer heeft u en heb jij voor het laatst gesmeekt? Smeken is vandaag een teken van zwakte, maar geestelijk gezien is het enorm krachtig. Pas wanneer je smeekt, kom je je situatie werkelijk onder ogen. Op de bodem van de put kom je tot erkenning wie God waarlijk is en waartoe Hij in staat is. Nood leert bidden, maar échte nood leert smeken.
Wat ook opvalt is dat omstanders Bartimeüs toesnauwen als hij Jezus roept. Ook dat gebeurt in je gelovige leven. Als je over je geloof begint of je wilt getuigen van je geloof, zijn er altijd mensen die je toesnauwen, zo van: daar heb je hem weer met zijn geloof! Verwacht geen applaus als je over je geloof begint. Men kijkt je verwonderd aan: geloof jij dat nog? Bartimeüs laat zich het zwijgen niet opleggen. Integendeel, hij roept nog harder. Hij houdt vol in zijn smeekgebed! Ook dat is een krachtige les. In hoeverre houd je vol in je gebed? Geef je snel op als je niet verhoord wordt? Bidden is volhouden. Augustinus zegt: volhouden in gebed helpt je om je hart te openen voor wat God je gaat geven. Stel dat God terstond elk gebed zou verhoren. Wat voor gelovige word je dan? Wordt God dan niet een soort hemelse plaatjesdraaier? U vraagt, wij draaien! Nee, bidden is een oefening in geduld. Wat God je wilt geven past vaak niet meteen de eerste keer in je hart. Bidden vraagt nu eenmaal om standvastigheid, tegen alle weerstand in.
Jezus hoort Batimeüs en zegt: “Roep hem eens hier”. Jezus die roept is in essentie wat kerk-zijn inhoudt. Waarom bent u hier? Omdat Jezus u roept en u daarop antwoordt. De Kerk is een verzameling mensen die zich door Jezus geroepen weten om in communio (gemeenschap) te treden met Hem. Zo roept Jezus ieder mens. Het verhaal over Bartimeüs is in het klein wat de Kerk is in het groot. Wij allen zijn door Jezus geroepen om tot Hem te komen en van onze blindheid genezen te worden. De wereld met al zijn verleidingen en beloftes kan je geestelijke blindheid niet wegnemen, net zomin als de inwoners van Jericho Bartimeüs konden helpen. Daarom doet de Kerk ertoe! Standvastigheid is geloof en gebed helpen je om je ogen te openen voor de diepere dimensies van het leven.
Nadat Jezus Bartimeüs had geroepen, staat Bartimeüs op en werpt zijn mantel af. Het is een prachtig detail. De mantel staat symbool voor het oude leven, dat hij tot dan toe leidde. De mantel waarin Bartimeüs zich verschuilde, werpt hij van zich af. Hij opent zich voor de Heer. Na zijn ontmoeting met Jezus laat hij zijn oude leven achter zich om zich met het nieuwe leven te bekleden. Paulus zegt: “Bekleed u met de Heer Jezus Christus” (Rom. 13, 14). In de doopliturgie wordt dat gesymboliseerd met het doopkleed. De dopeling werpt zijn oude kleren af, ontvangt het doopsel en bekleedt zich daarna met het witte doopkleed, als teken van een nieuw leven. De albe – het witte gewaad dat elke voorganger, van gebedsleider tot paus, draagt in de liturgie – is in feite een doopkleed. Het herinnert ons eraan dat we dit werk kunnen en mogen doen vanuit ons doopsel. Door het doopsel hebben we ons oude leven afgelegd en ons met de Christus bekleed.
Als wij de geloofsbelijdenis uitspreken, een plechtig moment in elke zondagse viering waarbij we gaan staan, word je aan je doopsel herinnerd. Want de geloofsbelijdenis is van oorsprong een doopbelijdenis (vandaar dat het in de ik-vorm is geschreven). Ieder van ons mag bij de geloofsbelijdenis denken: ik ben gedoopt en heb mij bekleed met Christus. Hij is mijn weg, waarheid en leven. Die weg, die waarheid en dat leven kun je alleen zien en gaan als je van je geestelijke blindheid bent genezen, wanneer je met nieuwe ogen ziet, wanneer je een mens bent met een nieuwe visie, zoals Paulus zegt (Rom. 12, 2). En zo slaat Bartimeüs, van zijn blindheid genezen, een nieuwe weg in, de weg van Christus. Laten wij hem op die weg volgen. Door Christus, onze Heer. Amen.
Diaken Franck Baggen