De Advent is bij uitstek de periode waarin de profeet Johannes de Doper centraal staat. In feite is hij de eerste verkondiger van het kerstfeest. Hij roept op om je voor te breiden op de komst van God onder ons. En hij geeft daartoe het voorbeeld. Hij kiest voor de woestijn als zijn werkveld en hij leeft van sprinkhanen en wilde honing. Dat is niet bepaald het dieet dat op het menu van menig kerstdiner staat! Om die reden wordt de Advent ook wel de ‘kleine vasten’ genoemd, naast de ‘grote vasten’ van de Veertigdagentijd.
Johannes de Doper is de voorloper van Jezus. De term ‘voorloper’ kende men goed in de oudheid. Wanneer een koning op reis ging, stuurde hij voorlopers uit om zijn komst aan te kondigen, opdat hij vrij toegang kreeg. Ook moesten voorlopers de weg van de koning bereiden, heel letterlijk. Wegen in de oudheid waren niet geasfalteerd zoals vandaag. Als koning wilde je niet als een milkshake op je bestemming aankomen. De wegen waarover de koning reisde moesten dus geprepareerd worden én er werd gecheckt of er geen rovers in de struiken zaten. De koning moest veilig zijn weg kunnen vervolgen.
Om die reden zegt Johannes de Doper dat ‘elk dal gevuld en elke berg of heuvel geslecht moet worden’ (v. 5). Dalen opvullen en bergen slechten wil zeggen dat ieder van ons wordt opgeroepen om het goede waarin we tekortschieten aan te vullen en het slechte en kwade wat ons van God weghoudt af te bouwen of af te breken. Dat is de geestelijke oefening deze periode en dat vraagt zelfonderzoek. In welke goede eigenschap schiet ik tekort, in welke slechte eigenschap blink ik uit? Welke correctie is nodig? Vul het goede aan en bouw het slechte af. Zo maak je de paden recht voor de Heer die tot je komt.
Die dienst van Johannes de Doper is de dienst van de Kerk, in de geestelijke zin van het woord. Door middel van de sacramenten wordt de weg van de Heer bereid, in de kracht van zijn Geest. Doop en vormsel openen de poorten voor de Heer. Boete en verzoening en de ziekenzalving vullen dalen en slechten bergen. Wijding en huwelijk staan ten dienste van de sacramenten en van het leven in en door Jezus. De eucharistie is de Heer zelf die concreet tot ons komt onder de gedaante van brood en wijn. Om die reden is er in de Advent en de Veertigdagentijd altijd een Avond van Barmhartigheid, om in je ziel dalen te vullen en bergen te slechten, opdat de Heer tot je kan komen in het diepst van je hart (deze Advent op 17 december om 19.00 uur in de Verrezen Christus-kerk).
Zoals ik al zei vraagt dit een stukje zelfonderzoek, zelfreflectie. Het gebed is bij uitstek de plaats en het moment om dat te doen. Tijdens mijn sabbatverlof heb ik mij verdiept in de filosofie van Jean-Louis Chrétien. Hij dacht na over het gebed en ziet het gebed als middel tot zelfreflectie. Bidden, zo zegt hij, is vooral luisteren naar jezelf. Ik moet de eerste nog tegenkomen die mij zegt: ik heb gebeden en ik kwam er niet tussen, God is voortdurend aan het woord! Nee, integendeel, het is juist stil in het gebed. God zwijgt in alle toonaarden, zei iemand laatst. Dat klopt, antwoordt Chrétien, omdat God vooral luistert. Het spreken van God vind je in de Bijbel. Daarin is Hij aan het woord. In het gebed luistert God en is dus stil om te horen wat je zegt. Jezus zegt: "Voordat je God vraagt, weet Hij al wat je nodig hebt" (Mat. 6, 8). Luister dan, mét God, vooral eens naar jezelf. In gebed, zo zegt Chrétien, kaatst God je woorden terug: ‘hoor eens wat je zegt!’ Wat zeg ik eigenlijk tot God? En wat zegt dit van mijzelf? Window-dressing, het mooier maken dan het is, heeft in het gebed geen zin. Bij God kun je je niet beroepen op eigen verdiensten. Wees dus eerlijk tegenover God, dan ben je ook eerlijk tegenover jezelf.
Chrétien geeft wel een waarschuwing: dit gebed verwondt. Er wordt iets opengescheurd. Net als Jacob worstel je met de engel (Gen. 32, 23-33). Je stelt jezelf open, in alle kwetsbaarheid. Bidden is antwoorden op Gods verlangen om met je te zijn. Je antwoordt, evenals Mozes en Samuel, met ‘hier ben ik’. Zeggen dat je er bent heeft niet de betekenis van een soldaat die zich meldt op appèl. Nee, je zegt hiermee: ik ben er met heel mijn wezen, ik sta geheel tot uw beschikking, ik open mij helemaal voor U, Heer. Zo sta je tegenover God in het gebed. Dat is nogal wat! Je staat er in alle (geestelijke) naaktheid. Bidden is dus zoveel meer dan ‘even met God praten’.
Ik nodig je uit, ik daag je uit, om eens op deze wijze te bidden. Maak er tijd en ruimte voor. Zoek ook een goede plek waar je niet wordt afgeleid. Want het is niet niks en het is zeker niet eenvoudig. Zo kun je wel dalen vullen, bergen slechten en de weg van de Heer bereiden. Het sacrament van boete en verzoening helpt daarbij. De priester luistert in naam van God. Het is een sacrament van liefde, want – met de woorden van de heilige Ireneüs – de glorie van God is niets anders dan de levende mens! Ik wens u een gezegende Advent. Door Christus, onze Heer. Amen.
Diaken Franck Baggen