We vervolgen onze evangelielezing in hoofdstuk 6 volgens Johannes. Dit hoofdstuk gaat over de eucharistie, over het Lichaam en Bloed van Christus. Het hoofdstuk opende vorige week met het verhaal van de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging. De verhalen over deze gebeurtenis doen de ronde en vele mensen zijn nu op zoek naar deze wonderdoener Jezus. Ze vinden Hem in of nabij Kafarnaüm, de plaats waar Jezus woonde. Jezus stelt meteen de vraag waarom ze Hem komen opzoeken: voor het wonder dat Hij verricht of voor Hem? De vraag die Jezus in feite stelt is welk voedsel je prefereert. Voedsel dat slechts tijdelijk de honger stilt, dat een kortstondige bevrediging geeft? Of voedsel dat je existentiële honger stilt, voedsel dat verder reikt dan de maag, het voedsel dat je diepste vragen stilt? De omstanders zeggen als reactie daarop: “Heer, geef ons te allen tijde dát brood!” (v. 34).
Bijbelse verhalen echoën voortdurend naar elkaar, ook hier. ‘Geef ons te allen tijde dat brood’ is een echo uit het Onze Vader: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’. In het Lucas-evangelie, waar Jezus zijn leerlingen het Onze Vader leert en uitlegt, zegt Hij: “Is er soms een vader die aan zijn zoon een steen zal geven, als deze hem om een brood vraagt?” (Luc. 11, 11). Ook dit is weer een echo, en wel naar het verhaal van Jezus die in de woestijn wordt verzocht door de duivel. Als Jezus al bijna veertig dagen in de woestijn verblijft, stelt de duivel Hem de vraag: Heb je honger? Jezus kijkt hem aan met een blik: Wat denk je zelf? Dan raapt de duivel stenen op en vraagt Jezus deze in brood te veranderen. Jezus trapt niet in de valkuil van de duivel en zegt: “Niet van brood alleen leeft de mens, maar van alles wat uit de mond van God voortkomt.” (Mat. 4, 4).
Wat komt er voort uit de mond van God? Dat is zijn Woord. Het is datzelfde Woord dat de priester in persona Christi uitspreekt in de eucharistie en op grond waarvan brood wordt tot Lichaam van Christus. Dat is niet een truc van de priester, maar het geloof in de transformerende en scheppende kracht van het Woord van God. Dat Woord is mens geworden in de persoon van Jezus. Hij is Gods levende Woord. Dus als iemand honger heeft, geef je voedsel wat die honger stilt en geen voedsel wat die honger alleen maar groter maakt. Jezus geeft ons niet alleen ons dagelijks brood voor de maag, Hij geeft eerst en vooral het eeuwige brood voor de ziel: Hemzelf, Gods levende Woord.
We moeten alert zijn. Als je honger hebt – en dan vooral de existentiële honger, honger naar voedsel dat de ziel verzadigt – dan krijg je in deze wereld vooral stenen aangeboden. Echter, we herkennen ze niet als zodanig! Maar het zijn uiteindelijk stenen: ze liggen zwaar op de maag en ze stillen onze honger niet, sterker, ze maken ons hongeriger. Vanaf het moment dat Adam en Eva buiten het paradijs staan, stillen we onze geestelijke honger met stenen, die de duivel maar al te graag voor ons opraapt. Jezus neemt de stenen niet aan, ook al kan Hij die in brood veranderen, maar verwijst naar alles wat uit Gods mond voortkomt: zijn Woord dat brood maakt tot Lichaam van Christus.
En dat horen we vandaag in het evangelie. Jezus is het brood van het leven (v. 35). Wie tot Hem komt zal geen honger meer krijgen. Dit is de honger van de ziel, niet van de maag. Als je je maag wilt vullen en je klopt aan bij Jezus, dan behoor je tot de menigte die het wonder achterna loopt en Hem tot koning wil uitroepen en waarvan Jezus uiteindelijk wegloopt. Het brood dat Hij geeft is Hijzelf. ‘Heer, geef ons te allen tijde dat brood’ is dus zeggen: Heer, geef ons Uzelf! En Jezus zal dan zeggen: Graag, maar dan moet je Me wel volgen tot en met het kruis van Golgotha. Als je voorbij het kruis kunt zien, dan kun je ook voorbij een stukje brood zien dat in elke eucharistieviering omhoog wordt geheven. Dan zie je met gelovige ogen Brood dat de ziel voedt; Brood dat gemaakt is van en door en met Gods Woord. Als je God om brood vraagt, zal je nooit een steen krijgen!
De wereld waarin wij leven, met al haar bekoringen, heeft stenen in overvloed om onze honger te stillen. Op momenten van zwakte, van honger en dorst, zijn we maar al te graag bereid die stenen te eten en we vinden het nog lekker ook. Hierin zit een stukje zelfonderzoek. Wat zijn de stenen waarmee ik mijn honger stil? En is mijn honger daar ook echt mee gestild? Wat als je je voedt met alles wat uit Gods mond voortkomt? Dat brood vult je ziel. Heer, geef ons te allen tijde dat brood! Door Christus, onze Heer. Amen.
Diaken Franck Baggen